
We betalen er fors voor maar gebruiken het niet! Wat is dan de logica van al die overbodige functies?
Huishoudapparaten moeten gewoon doen waarvoor we ze aanschaffen. Niemand zit te wachten op wasmachines met wifi, koelkasten met camera’s, ovens die via een app te bedienen zijn. Veel consumenten vragen zich dan ook af waarom ze tegenwoordig moeten betalen voor technologie die ze niet nodig hebben, terwijl oudere apparaten vaak eenvoudiger, duurzamer en goedkoper waren.
Huishoudapparaten zijn sterk veranderd
De afgelopen jaren is de markt voor huishoudapparaten sterk veranderd. Fabrikanten proberen zich te onderscheiden met innovaties, slimme functies en digitale snufjes. Denk aan vaatwassers met zelflerende programma’s of koelkasten die recepten voorstellen op basis van wat erin ligt. Het klinkt indrukwekkend, maar in de praktijk blijken veel van deze extra’s nauwelijks gebruikt te worden.
Volgens onderzoek van de Consumentenbond (2024) gebruikt meer dan 70% van de huishoudens slechts één of twee standaardprogramma’s op hun wasmachine of vaatwasser. De overige functies zoals “eco-instellingen”, “stoomopties” of “automatische beladingsherkenning” blijven vaak onaangeroerd. Toch verhogen deze snufjes de prijs aanzienlijk.
De wasmachine van toen vs. nu
In 1998 kostte een degelijke Bosch Maxx 5 of AEG Lavamat-wasmachine gemiddeld rond de € 450 – € 500.
Deze machines hadden een paar basisprogramma’s katoen, synthetisch, wol en draaiden zonder display of app. Toch stonden ze bekend om hun lange levensduur (vaak 12 tot 15 jaar zonder noemenswaardige defecten).
Fast forward naar 2025. Een moderne Bosch Serie 8 HomeConnect of AEG 9000-serie met vergelijkbare trommelcapaciteit kost al snel € 800 – € 1.400.
Wat krijg je daarvoor extra?
- WiFi-connectiviteit om je wasmachine via een app te bedienen
- AI-wasprogramma’s die automatisch de belading detecteren
- Touch-displays en “stoomverfris”-opties
Daar komt bij dat moderne apparaten sneller kapotgaan. Waar oudere modellen vaak een stalen kuip en mechanische knoppen hadden, bevatten nieuwe modellen meer elektronica, sensoren en plastic onderdelen.

Wat is de keerzijde van deze “slimme revolutie”
De keerzijde van deze “slimme revolutie” is de prijs. Uit een rapport van TNO (2023) blijkt dat de toenemende digitalisering van huishoudapparaten een negatieve invloed heeft op de duurzaamheid. Door complexe elektronica zijn reparaties lastiger uit te voeren, en onderdelen zijn vaak merkspecifiek. Dit sluit aan bij de zorg van de Europese Commissie binnen het Circular Economy Action Plan, waarin wordt gepleit voor het zogeheten Right to Repair het recht om apparaten te kunnen herstellen in plaats van te vervangen.
Een ander probleem is de geplande veroudering. Door software-updates of veranderende app-ondersteuning worden apparaten soms al na enkele jaren “verouderd”, terwijl de basisfuncties nog prima werken. Hierdoor worden consumenten sneller verleid om een nieuw model aan te schaffen iets waar fabrikanten uiteraard baat bij hebben.
De goede oude tijd
Steeds meer consumenten lijken dan ook genoeg te hebben van over gecompliceerde technologie. De wens naar eenvoud, duurzaamheid en transparantie groeit. Misschien is het tijd dat fabrikanten teruggaan naar de essentie, huishoudapparaten die betrouwbaar, gebruiksvriendelijk en betaalbaar zijn zonder overbodige poespas. Want echte innovatie draait niet om meer functies, maar om beter gebruik.
De trend van over gecompliceerde technologie in huishoudapparaten roept dus een belangrijke vraag op, draait innovatie nog wel om gebruiksgemak, of vooral om marketing en winstmaximalisatie? De consument lijkt steeds meer te betalen voor functies die nauwelijks waarde toevoegen. Misschien wordt het tijd dat eenvoud en betaalbaarheid weer de echte luxe wordt.
Ook interessant…

Wat kost het om je CO₂ gebruik echt te verminderen?
In een tijd waarin klimaatverandering ons dagelijks leven beïnvloedt, nemen steeds meer mensen verantwoordelijkheid voor hun uitstoot. Toch blijkt CO₂ neutraal zijn makkelijker gezegd dan gedaan. Want achter elke duurzame keuze schuilt een prijskaartje
Minimumuurloon in 2026 wat verandert er voor jou?
Vanaf 1 januari 2026 gaat het wettelijk minimumuurloon in Nederland opnieuw omhoog. Voor werkenden van 21 jaar en ouder stijgt het uurloon naar €14,71 bruto per uur.





